CT-scan
De afkorting CIT staat voor Computer Tomografie. Met een CT-scan wordt in dwarsdoorsnede foto’s gemaakt van uw lichaam. Hierdoor kan de radioloog de CT-beelden uit verschillende hoeken bekijken. De CT-scan maakt gebruik van röntgenstralen. Op de foto’s is de vorm, structuur en ligging van organen en weefsels goed te zien. Het CT-onderzoek wordt uitgevoerd door de radiodiagnostisch laborant. De radioloog beoordeelt de foto's.
In het Albert Schweitzer ziekenhuis staan drie CT-scanners. Eén op de locatie Zwijndrecht en twee op locatie Dordwijk.
De werking van de CT-scan
De CT-scan wordt gemaakt met röntgenstralen. Het verschil met een gewone röntgenfoto is dat bij de CT-scan de röntgenbuis en de detector om het lichaam heen draait. De detector is het apparaat dat de straling omzet in beelden/foto’s. Op deze manier maakt de CT-scanner foto’s van dwarsdoorsneden van het lichaam. De ronddraaiende röntgenbuis zendt röntgenstraling uit, die door het lichaam gaat. Als de straling het lichaam aan de andere kant weer verlaat, wordt deze opgevangen door een detector.
De weefsels van ons lichaam zoals bot, long en vet hebben verschillende dichtheden. De röntgenstraling wordt hierdoor in meer of mindere mate verzwakt. De informatie die op de detectoren komt, is dus per weefsel verschillend. Dit verschil zet de computer om in verschillende grijstinten die samen het uiteindelijke beeld vormen.
Verloop van het onderzoek
- Als u medicijnen gebruikt, kunt u deze gewoon in blijven nemen.
- Als u overgevoelig voor jodium bent, meldt dit dan ruim van te voren bij uw behandelaar.
- Draag op de dag van het onderzoek geen sieraden, u kunt ze dan na het onderzoek ook niet vergeten.
- Als u zwanger bent of denkt te zijn, meldt dit dan ruim van te voren bij uw behandelaar.
- Tijdens het onderzoek mag u geen kleding dragen met knoopjes, ritsen etc. U mag wel een hemd of T-shirt zonder knoopjes aanhouden.
- Meer informatie over het verloop van het onderzoek en bijzonderheden na het onderzoek kunt u lezen in de patiëntenfolder. Soms is er een speciale voorbereiding nodig. Wij raden u daarom aan om de betreffende patiëntenfolder aandachtig door te lezen.
Het onderzoek
In de CT-kamer ligt u op uw rug op een tafel. De laborant schuift u door de opening van het apparaat tot de plaats die moet worden onderzocht. Deze opening is een ring en geen afgesloten tunnel. Het is belangrijk dat u tijdens het onderzoek zo stil mogelijk ligt. Terwijl u door de ring "schuift", worden de foto’s gemaakt. Bij sommige CT-onderzoeken moet u uw adem 10 tot 30 seconden inhouden.
De laborant is tijdens het onderzoek in de ruimte naast de CT-kamer. De laborant kan u zien door een raam en met u praten via een intercom. Als de CT-scan is gemaakt, gaan alle gegevens naar de computer waar ze worden verwerkt tot de uiteindelijke beelden.
Contrastmiddel
Soms is het nodig om een contrastmiddel te gebruiken. De radioloog beslist hierover. In het contrastmiddel zit jodium. Dit contrastmiddel maakt een bloedvat of een orgaan zoals bijvoorbeeld de nieren wel duidelijk zichtbaar op de foto. Deze kleuren dan 'witter' aan. Kijk hier voor een overzicht van de contrastmiddelen die worden gebruikt.
Het contrastmiddel kan op verschillende manieren in het lichaam komen:
- Door het te drinken voor vulling van het maag-darmkanaal
- Door het met een infuus in een ader te spuiten voor het onderzoeken van de organen en/of bloedvaten
- Door het via een slangetje in de anus toe te dienen, als het laatste deel van de darmen wordt onderzocht
Voor bepaalde onderzoeken van de buik moet u één uur voor het onderzoek contrastmiddel drinken. Dit krijgt u mee van de polikliniek waar u behandeld wordt of u kunt dit zelf ophalen bij de balie van de afdeling Radiologie.
Bij een scan van de bloedvaten is het altijd nodig om het contrastmiddel via een infuus in het lichaam te krijgen. Bij onderzoeken van de longen en de buik is dit ook vaak nodig. Voor een scan van het hoofd is meestal geen contrastmiddel nodig.
Bijwerkingen
Het contrastmiddel dat via een infuus in de aderen wordt gespoten, kan de volgende bijwerkingen hebben:
- Een warm gevoel door uw lichaam
- Een rare smaak in uw mond
- Het gevoel dat u uw urine laat lopen
Deze bijwerkingen gaan vanzelf weer over.
Allergie
Er is een kleine kans dat u allergisch bent voor contrastvloeistof. Als u allergisch bent voor jodium, meldt dit dan bij uw hoofdbehandelaar. Geef dit ook aan de op de vragenlijst die u krijgt. Als blijkt dat u allergisch bent voor contrastmiddel, krijgt u een voorbereidend infuus met medicijnen die de allergie tegengaan.
Plaszak
Het contrastmiddel verdwijnt via de nieren (door te plassen) weer uit uw lichaam. We willen voorkomen dat het middel in het rioolwater terecht komt. Want het is moeilijk om het contrastmiddel weer uit het rioolwater te zuiveren. Daarom vragen we aan u om de eerste vier keer na de CT-scan te plassen in de plaszak in plaats van in de toiletpot. Zo komt uw urine met het contrastmiddel niet in het rioolwater terecht. Die vier plaszakken krijgt u van de laborant na de CT-scan.
Hoe gebruikt u de plaszak?
De eerste vier keer dat u moet plassen (na de CT-scan), neemt u de plaszak mee naar het toilet. Daar plast u in de plaszak in plaats van in de toiletpot. Daarna kan de plaszak gewoon bij het restafval in de afvalbak. Gooi de plaszak dus niet in de toiletpot.
Misschien lijkt het ongemakkelijk, maar plassen in de plaszak kost net zoveel tijd én is net zo schoon als plassen in de toiletpot. Want in de plaszak zitten heel kleine korrels die van uw plas een soort gel maken. Het wordt dus geen kliederboel.
We horen graag uw mening
Heeft u de plaszak gebruikt? Ging dat goed? En bent u tevreden over de uitleg van de plaszak? Dat willen we graag weten. Want met uw antwoorden kunnen we het gebruik van de plaszak nog makkelijker maken. Laat uw mening horen en vul de online vragenlijst in. Op de verpakking van de plaszakken staat de link naar de online vragenlijst. Alvast hartelijk dank voor uw hulp.
De uitslag
De radioloog bekijkt de CT-beelden en maakt een verslag van het onderzoek. Het verslag gaat naar uw behandelend (huis)arts. U krijgt de uitslag dus niet direct na het onderzoek.