Diagnose
De eerste onderzoeken die gedaan worden zijn bloedonderzoek en ontlastingsonderzoek. Verder kan de huisarts of de MDL-arts er voor kiezen om een endoscopie, microscopisch onderzoek of een radiologisch onderzoek uit te voeren.
Bloedonderzoek
Uit het bloedonderzoek kan blijken dat er bloedarmoede is met ijzergebrek. Of dat er een laag eiwitgehalte (albumine) is of verhoogde ontstekingswaarden of vitaminetekorten. Deze afwijkingen hoeven niet per se voor te komen. Ook willen afwijkende bloedwaarden niet zeggen dat er dan zeker sprake is van een inflammatoire darmziekte.
Ontlastingstest
Ontstekingen kunnen niet alleen via het bloed worden aangetoond, maar ook via de ontlasting. Dit onderzoek wordt een feces calprotectine-test genoemd. Feces staat voor ontlasting, calprotectine is het ontstekingseiwit. Bij veel patiënten met een inflammatoire darmziekte is deze waarde verhoogd, maar niet bij iedereen.
Ook een verhoging van deze waarde wil niet zeggen dat u dan zeker een inflammatoire darmziekte heeft. De waarde kan namelijk ook verhoogd zijn door andere oorzaken, zoals door bacteriële of virale infecties, bepaalde medicijnen of een griep. Vaak worden er ook ontlastingstesten gedaan om andere oorzaken uit te sluiten, zoals een bacteriële of parasitaire infectie.
Endoscopie
Om de diagnose zeker te kunnen stellen, is er meestal een colonoscopie nodig. Dit is een onderzoek van de dikke darm. Bij een colonoscopie beoordeelt de arts de darmwand. Vaak wordt er gekeken tot in het laatste stuk van de dunne darm. Gelet wordt op tekenen van ontsteking, zweren en dergelijke. Daarnaast neemt de arts vaak kleine stukjes weefsel uit de darmwand (biopten), zodat de patholoog microscopisch onderzoek kan doen. Op basis hiervan kan er vaak al een idee worden gevormd over de aanwezigheid van de inflammatoire darmziekte. Wilt u meer weten over dit onderzoek? Vraag gerust uw arts ernaar.
Heel soms is het ook nodig om een gastroscopie te verrichten: een maagonderzoek. In zeldzame gevallen komt de ziekte van Crohn namelijk ook voor in het eerste gedeelte van het maagdarmkanaal: dus de mond, keel, slokdarm, maag of twaalfvingerige darm.
Is er twijfel over aanwezigheid van de ziekte van Crohn in de overige dunne darm? Dan kan verder onderzoek nodig zijn: een MRI van de dunne darm of een video-capsule onderzoek. Klik op de linkjes voor meer informatie over deze onderzoeken.
Microscopisch onderzoek
De biopten die de arts heeft genomen tijdens de endoscopie, worden opgestuurd naar de patholoog. Met microscopisch onderzoek bekijkt de patholoog of er afwijkingen zijn die kunnen passen bij een inflammatoire darmziekte.
Vaak kan de patholoog wel zien dat er ontsteking is, maar zelden kan hij met zekerheid vaststellen of het de ziekte van Crohn is of colitis ulcerosa. Dit onderscheid wordt vooral gemaakt op basis van het endoscopisch beeld én de aanwezigheid van ontsteking in alleen de dikke darm of een uitgebreidere ontsteking.
Radiologisch onderzoek
Als er sprake is van de ziekte van Crohn, dan kan de MDL-arts er soms voor kiezen om onderzoek te doen naar het vóórkomen van de ziekte in de dunne darm. Tijdens een colonoscopie kan alleen het laatste gedeelte van de dunne darm bekeken worden. Soms kan een echografie van de buik meer duidelijkheid geven over ontsteking in de dunne darm. Uitgebreider onderzoek van de dunne darm kan met een MRI van de dunne darm.