KNO-onderzoek
Aansluitend aan het gesprek met de KNO-arts wordt het KNO-gebied onderzocht. Hiervoor neemt u plaats op de onderzoeksstoel. De volgorde en uitgebreidheid van het lichamelijk onderzoek kan per klacht en kno-arts variëren.
Oren
Met behulp van de microscoop worden meestal eerst de oren bekeken. Op de monitoren kunt u zelf meekijken. Hierbij wordt er gekeken naar de oorschelp, de gehoorgang, het trommelvlies en de gehoorbeentjes. Met een stemvork kan de kno-arts een globale indruk krijgen van uw gehoor. Om een betere indruk te krijgen van het gehoor wordt een gehoortest door de audiometriste/assistente gedaan.
Neus
De neus wordt van verschillende kanten en met een neusspeculum bekeken, waarmee de ingang van de neus wat verder wordt geopend. Hierbij wordt specifiek gekeken naar het slijmvlies, de stand van het neustussenschot, de doorgankelijkheid van de neus en de grootte van de neusschelpen. Als er verder achter in de neus moet worden gekeken wordt dit met een kijkinstrument (nasendoscopie) gedaan.
Keel, mond en hals
De mond en keel worden bekeken met een tongspatel. Als er lager in de keel gekeken moet worden, bijvoorbeeld bij stem- of slikklachten, zal er in de keel gekeken worden met en spiegeltje of een kijkinstrument (fiberlaryngoscoop of stroboscoop). Vaak wordt er ook in de hals gevoeld naar lymfklieren, speekselklieren en de schildklier.