Trofoblastziekte (MOLA)
Trofoblastziekten is een groep ziektebeelden die ontstaat in de placenta (trofoblast/moederkoek). Het is een verzamelnaam voor onder andere de volgende aandoeningen: een molazwangerschap, persisterende trofoblastziekte, een choriocarcinoom en een Placental Site Trophoblastic Tumor (PSTT). Op deze site zullen we alleen de eerste twee aandoeningen bespreken.
In Nederland komen per jaar zo’n 200-240 molazwangerschappen voor. Dit is ongeveer 1 op de 2.000 zwangerschappen.
Bij ongeveer 15% van de molazwangerschappen daalt het zwangerschapshormoon niet spontaan en ontwikkelt zich een persisterende trofoblastziekte. Het ontwikkelen van een choriocarcinoom is zeldzaam: per jaar krijgen zo’n 9 vrouwen een choriocarcinoom.
De oorzaak
Het woord mola is afkomstig uit het Latijn en betekent ‘massa’. Door een onjuiste celdeling kan de embryo zich niet ontwikkelen. Er ontstaan blaasjes die lijken op een druiventros. Een molazwangerschap kan compleet zijn en dan is er geen foetus aanwezig. Bij een partiële molazwangerschap is er vaak wel een foetus naast het molaweefsel, maar is de foetus niet levensvatbaar.
Een normale cel van de placenta (trofoblastcel) maakt het zwangerschapshormoon hCG (humaan choriogonadotrofine) aan. Bij molazwangerschappen wordt er meestal extra veel hCG geproduceerd. Als na een molazwangerschap de hCG-concentratie in het bloed ondanks een vacuümcurettage niet vanzelf daalt, dan wordt gesproken van een persisterende trofoblastziekte. Zo’n persisterende trofoblastziekte treedt bij ongeveer 15% van de molazwangerschappen op.
Een persisterende trofoblastziekte kan op grond van weefselonderzoek niet worden voorspeld. Door het doen van wekelijkse bloedbepalingen (hCG), kan tijdig persisteren van de trofoblast worden gesignaleerd. Het hCG blijft dan gedurende meerdere weken op eenzelfde niveau of stijgt.
De klachten
Een molazwangerschap wordt vaak al vroeg in de zwangerschap ontdekt. De meeste vrouwen hebben dan nog geen hevige klachten. Klachten kunnen zijn:
- Bloedverlies;
- Meer last van zwangerschapsklachten, zoals misselijkheid en braken.
De diagnose
De verdenking op een molazwangerschap wordt vaak uitgesproken op basis van het beeld van een inwendige echo en de uitslag van het bloedonderzoek (hCG).
Een persisterende trofoblastziekte kan op grond van weefselonderzoek niet worden voorspeld. Door het doen van wekelijkse bloedbepalingen (hCG), kan tijdig persisteren van de trofoblast worden gesignaleerd. Het hCG blijft dan gedurende meerdere weken op eenzelfde niveau of stijgt.
De behandeling
Bij een complete en bij een partiële molazwangerschap krijgt u als behandeling een curettage. Met een zuigbuis wordt de baarmoeder leeggezogen. Het bij de curettage verkregen weefsel wordt naar een patholoog opgestuurd, die de uiteindelijke diagnose molazwangerschap kan stellen. Na de curettage wordt wekelijks het hCG-gehalte in het bloed bepaald, totdat dit een normaal niveau heeft.
Nadat het zwangerschapshormoon op een normaal niveau is, is een nieuwe zwangerschap toegestaan. De kans op het terugkeren van een molazwangerschap nadat het zwangerschapshormoon is genormaliseerd, is namelijk klein (<1%).
Een persisterende trofoblastziekte moet in de regel met chemotherapie worden behandeld. Soms kan een tweede keer een curettage worden gedaan, omdat hierna nog een kans is dat het hCG spontaan normaliseert.
Bent u ouder dan 40 jaar en heeft u geen kinderwens meer, dan kan de arts adviseren om de baarmoeder te verwijderen. Dit is een grotere ingreep dan een curettage. Wel bestaat dan nog steeds de noodzaak van nauwkeurige controle van het hCG-gehalte.