Baarmoederlichaamkanker
Baarmoederlichaamkanker is kanker van de baarmoeder. In Nederland werd in 2019 ongeveer 2000 keer de diagnose baarmoederlichaamkanker gesteld (cijfers IKNl). Er zijn twee verschillende vormen van baarmoederkanker:
- Endometriumcarcinoom: kanker die ontstaat in het slijmvlies aan de binnenzijde van de baarmoederholte (endometrium);
- Uterussarcoom: kanker die ontstaat vanuit het bindweefsel of spierweefsel van de baarmoederwand.
De meest voorkomende vorm van baarmoederkanker is endometriumcarcinoom (90-95%). Uterussarcoom komt veel minder voor (5-10%).
De oorzaak
De precieze oorzaak van baarmoederkanker is niet bekend. Wel weten we dat een aantal factoren de kans op baarmoederkanker verhogen, zoals overgewicht, langdurig hormoon (oestrogeen)gebruik en het laat in de overgang komen. Een andere risicofactor voor baarmoederkanker is het Lynch-syndroom. Vrouwen met het Lynch-syndroom hebben een verhoogd risico op het krijgen van onder andere baarmoeder- en dikkedarmkanker als gevolg van een genetische/erfelijke afwijking. Zie hiervoor de informatie onder ‘Erfelijkheid’.
De klachten
Baarmoederkanker geeft vaak in een vroeg stadium klachten van bloedverlies. Daarnaast kunnen de volgende klachten aanwezig zijn:
- Bloedverlies na de overgang;
- Onregelmatig en overmatig bloedverlies tussen de menstruaties door;
- Plasklachten of bloedverlies bij het plassen;
- Moeheid, vermagering of buikpijn.
De diagnose
Indien u van een van de gynaecologen in het Albert Schweitzer ziekenhuis te horen krijgt dat u baarmoederkanker heeft, dan vindt de behandeling bijna altijd in ons eigen ziekenhuis plaats. Voordat we een behandeladvies geven, wordt er aanvullend onderzoek gedaan. Dit bestaat bijvoorbeeld uit (een combinatie van):
- Bloedonderzoek;
- Longfoto;
- CT-scan.
Afhankelijk van waar de tumor zich bevindt, wordt een behandelplan met u opgesteld.
Indien u onder de 70 jaar bent en deze diagnose wordt gesteld, dan zal het weefsel altijd onderzocht worden of er een verhoogde kans is op een erfelijke aandoening. Indien de kans op een erfelijke oorzaak verhoogd is, dan heeft u recht op een verwijzing voor een klinisch genetisch onderzoek.
De behandeling
De behandeling van baarmoederkanker bestaat bij de meeste patiënten uit een operatie waarbij de baarmoeder en de eierstokken worden verwijderd. Indien we verwachten dat de tumor zich niet buiten de baarmoeder bevindt, dan volgt er een kijkoperatie (laparoscopie). Afhankelijk van bijvoorbeeld uw voorgeschiedenis, wordt soms gekozen om de baarmoeder en de eierstokken via een snede in de buik te verwijderen.
Soms is het nodig om een meer uitgebreide operatie te verrichten. Dit is afhankelijk van het weefseltype van de tumor en het stadium. Dan worden er behalve de baarmoeder en de eierstokken ook lymfeklieren en het vetschort verwijderd. Als de patholoog het weefsel onder de microscoop heeft onderzocht, volgt een advies of er nabehandeling nodig is. Nabehandeling kan bestaan uit bestraling, chemotherapie of een hormonale therapie.
Als genezing onmogelijk blijkt, richt de behandeling zich op het remmen van de ziekte en/of het verlichten van de klachten (palliatieve behandeling).