Diabetes type 1
Waardoor diabetes type 1 ontstaat weten we nog steeds niet precies. Het is niet te voorkomen en het is (nog) niet te genezen. Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte.
Normaal gesproken ruimt je afweersysteem alleen ziektes en andere indringers op in je lichaam. Maar bij sommige mensen ziet de afweer opeens lichaamseigen cellen aan voor indringers en valt ze aan. In het geval van diabetes type 1 keren ze zich tegen de cellen die insuline aanmaken, dat zijn de bètacellen in de alvleesklier.
Zo kun je diabetes type 1 herkennen:
- Veel dorst hebben.
- Vaak moeten plassen.
- Een droge mond hebben.
- Afvallen zonder reden.
- Je heel zwak en moe voelen.
- Last hebben van je ogen, wazig of slecht zien.
De periode tussen het ontstaan van de klachten en de uiteindelijke diagnose diabetestype 1 is vaak kort. Dat komt omdat de klachten vaak in een korte periode snel en heftig toenemen. Met deze klachten komen mensen snel bij de huisarts terecht. Als de huisarts denkt dat er misschien sprake is van diabetes type 1, dan zijn hij/zij altijd verwijzen naar het Diabetescentrum van het ziekenhuis plaatsvinden.
Behandeling
Doordat het lichaam het hormoon insuline niet meer maakt, wordt de bloedsuikerspiegel niet meer vanzelf geregeld. Daarom moet u met diabetes type 1 altijd zelf insuline toedienen. Dat kan via een injectie met een insulinepen, of met een pompje.
Het doel is dat de bloedglucosewaarden tussen de 4 en 10 mmol/l blijven. Om de bloedglucosewaarden in de gaten te houden, moet u zelf regelmatig meten met een bloedglucosemeter of sensor.
Meer weten?
Op de website van het Diabetesfonds staat veel informatie over onderzoek en nieuws over diabetes type 1
LADA - een andere vorm van diabetes type 1
Hoe ouder je bent als je de diagnose diabetes type 1 krijgt, hoe langzamer de ziekte zich ontwikkelt. Diabetes type 1 op latere leeftijd wordt ook wel LADA genoemd. Omdat de ziekte zich langzamer ontwikkelt, kunnen mensen met deze vorm van diabetes type 1 vaak nog een tijd zonder insuline spuiten. Daardoor worden zij vaak onterecht voor mensen met diabetes type 2 aangezien.
Het woord LADA is een afkorting van het Engelse ‘Latent Autoimmune Diabetes in Adults’. Naar schatting hebben vijftien van de honderd mensen met de diagnose diabetes type 2 eigenlijk de LADA-vorm van diabetes type 1.
Behandeling
Vooral bij jonge, slanke mensen die diabetes ‘type 2’ krijgen, is het zinvol om verder te onderzoeken of het niet gaat om LADA. Door in het bloed naar antistoffen te kijken kunnen we bepalen of iemand diabetes type 2 of type 1 heeft. En dat maakt uit voor de behandeling.
Insulines
We kijken welke insuline het beste bij uw persoonlijke situatie past. De verschillende soorten insulines verlagen allemaal de bloedglucosewaarde maar in een verschillend tempo.
Snelwerkende insuline zijn:
- Aspart (Novorapid®)
- Glulisine ( Apidra®)
- Lispro (Humalog®)
Deze insuline wordt 0 tot 10 minuten voor de maaltijd toegediend. Het verlaagt de bloedglucose 10 tot 20 minuten na de injectie. De werking houdt 3 tot 5 uur aan. Deze insulines noemen we ook wel “maaltijdinsuline” en worden toegediend voor de maaltijd of voor een groter tussendoortje dat veel koolhydraten bevat. Daarnaast kun je deze insulines ook gebruiken om te hoge bloedglucosewaardes te verlagen; dit noemen we correctie.
Van de diabetesverpleegkundige hoort u hoe u een te hoog bloedglucose kunt verlagen door middel van een correctieschema.
Ultrasnelwerkende insuline
Aspart (Fiasp®) is een ultrasnelwerkend insuline. Deze insuline wordt 0 tot 2 minuten vóór het begin van de maaltijd toegediend en het effect duurt 3 tot 5 uur. Deze insulines noemen we ook wel “maaltijdinsuline” en worden toegediend voor de maaltijd of voor een groter tussendoortje dat veel koolhydraten bevat. Daarnaast kun je deze insulines ook gebruiken om te hoge bloedglucosewaardes te verlagen; dit noemen we correctie.
Van de diabetesverpleegkundige hoort u hoe u een te hoog bloedglucose kunt verlagen door middel van een correctieschema.
Kortwerkende insuline
Humuline en Insuman Rapid zijn kortwerkende insulines. Deze insuline wordt een kwartier tot een half uur voor de maaltijd toegediend en het effect duurt 6 tot 8 uur. Deze insulines noemen we ook wel “maaltijdinsuline” en worden toegediend voor de maaltijd of voor een groter tussendoortje dat veel koolhydraten bevat. Daarnaast kun je deze insulines ook gebruiken om te hoge bloedglucosewaardes te verlagen; dit noemen we correctie.
Van de diabetesverpleegkundige hoort u hoe u een te hoog bloedglucose kunt verlagen door middel van een correctieschema.
Langwerkende insuline
Langwerkende insulines zijn Glargine (Lantus®) en Detimir (Levemir®). Deze zorgen ervoor dat er altijd insuline aanwezig is (basale insulne). Het wordt langzaam opgenomen en werkt 22 tot 24 uur. Het moet op een vast tijdstip van de dag worden toegediend. U kiest zelf welk tijdstip dit is.
Ultra-lang insuline
Ultra-lang insulines zijn Glargine (Toujeo®) en Detemir ( Tresiba®). Deze insulines werken 24 uur en langer. Bij het toedienen van deze insuline bent u niet perse aan een vast tijdstip gebonden.
Mix-insuline
Mix-insulines zijn:
- Aspart + Aspart protamine (Novomix®
- Lispr + Lispro protamine (Humalogmix)®
- Aspart + Degludec (Ryzodeg®)
Deze insuline is een combinatie van snelwerkende insuline en (ultra) langwerkende insuline en wordt 2x per dag toegediend, meestal bij het begin van het ontbijt en bij het begin van het avondeten. Deze insuline werkt na ongeveer 10 tot 20 minuten en het maximale effect treedt 1 tot 4 uur op na de injectie. Het werkt ongeveer 24 uur lang.
Bekijk hier de video hoe u de insuline moet toedienen. Hier kunt u zien waarom het belangrijk is om steeds op een andere plaats te prikken. Daarnaast ziet u hier waarom u steeds een nieuwe naald moet gebruiken.
Hyper
Uw bloedsuiker verandert regelmatig. Dat komt bijvoorbeeld door eten, drinken, bewegen, stress, emoties of een griep(je). Een te hoge bloedsuikerspiegel (boven de 10 mmol/l) heet hyperglykemie of kort gezegd ‘hyper’ bij diabetes.
Zo nu en dan een hyper hebben kan geen kwaad. Als dit regelmatig voorkomt, dan kan het zijn dat er aanpassingen moeten komen in uw behandeling. Op de lange termijn kan dit namelijk schade veroorzaken aan uw lichaam. Uw arts en diabetesverpleegkundige begeleiden u daarin.
Bekijk hier onze informatievideo over een hyper.
Symptomen
Als u diabetes heeft kan het dus voorkomen dat u teveel suiker (glucose) in uw bloed heeft. U merkt dat door de volgende symptomen:
- Dorst hebben en veel drinken;
- Veel plassen;
- Vermoeidheid;
- Snel boos worden en humeurigheid.
Wat te doen?
Spuit u insuline of heeft een insulinepomp? Dan moet u meestal extra insuline toedienen. Hoeveel extra insuline u moet toedienen bij een te hoge bloedglucosewaarde leert u van de diabetesverpleegkundige.
U kunt uw lichaam helpen om het teveel aan suiker kwijt te raken door veel te drinken. Uiteraard moet dit geen suikerrijk drinken zijn.
LET OP: heeft u diabetes type 1 én heeft u een hyper met misselijkheid en braken? Bel dan de diabetesverpleegkundige. Buiten kantooruren belt u met de dienstdoende internist- endocrinoloog van ons ziekenhuis 0786541111.
Geen verbetering? Bel 112
Als drinken, bewegen of extra insuline niet helpt óf als het slechter gaat, dan kan het gebeuren dat u flauwvalt of niet goed meer aanspreekbaar bent. Een ernstige hyper bij diabetes type 1 herkent u aan een diepe ademhaling en/ of als de adem ruikt naar aceton. In dit geval moet iemand meteen 112 bellen.
Hypo
Als u medicijnen gebruikt die uw bloedglucose verlagen dan kan er een hypo ontstaan. De waardes van de bloedglucose worden dan te laag. Een hypo (=hypoglycemie) is een gemeten glucose gehalte lager dan 3,5 mmol/l.
Bekijk hier onze informatievideo over een hypo.
Bij de behandeling met insuline komen hypo’s nogal eens voor. Dat kan komen door:
- Anders of onregelmatig eten;
- Lichamelijke inspanning (bijvoorbeeld bij sporten, huishouden, lichamelijke arbeid);
- Het gebruik van alcohol;
- Gebruik van andere medicijnen in combinatie met je diabetesmedicatie;
- Te veel insuline spuiten of verkeerde instellingen van je insulinepomp;
- Te sterke werking van je tabletten;
- Ziek zijn;
- Stress.
Wat te doen?
Een hypo (=hypoglycemie) is een gemeten glucose gehalte lager dan 3,5 mmol/l. Meet eerst uw bloedglucosewaarde en neem de volgende actie bij een waarde van 3,5 of lager:
- Neem bij een hypo eerst 5 tot 6 tabletten dextro energy of 1 glas limonadesiroop. ( 1/3 siroop en 2/3 water) of een zakje hypofit. U mag dan nog niet eten. Wacht met eten totdat de dextro opgenomen is door het lichaam. Eten vertraagt juist de opname van de dextro.
- Ga even rustig zitten.
- Meet na 20 minuten opnieuw de bloedglucose.
- Als deze nog lager is dan 3.5 mmol/l punt 1 herhalen.
- Als het nog een uur duurt tot uw eerstvolgende maaltijd, neem dan extra langzaam werkende koolhydraten zoals bijvoorbeeld een boterham of een plakje ontbijtkoek.
Soms voel je een hypo niet goed aankomen. Daarom is het belangrijk dat mensen in uw directe omgeving op de hoogte zijn dat u diabetes heeft (familie, vrienden, collega’s) en waar ze op kunnen letten, om u zo nodig te helpen. Ze helpen u door dextro of limonade) te geven. Of glucagon inspuiten als u niet meer kunt eten of drinken. Is glucagon niet in huis en kunt u niet meer eten of drinken, bel dan alarmnummer 112.