Zorgpad
Tenniselleboog of tennisarm
De tenniselleboog (of tennisarm) is een veel voorkomende aandoening die bij iedereen kan optreden. Er zijn pijnklachten aan de buitenkant van de elleboog, soms uitstralend naar de onderarm en pols. Veel bewegingen waarbij kracht gezet moet worden veroorzaken dan pijn. Een tenniselleboog kan hardnekkig zijn.
Omschrijving van de aandoening
Wat is een tenniselleboog?
Het is nog steeds niet duidelijk waardoor een tenniselleboog precies ontstaat. De strekspieren van de pols en hand (de spieren die de hand en pols omhoog bewegen) zitten vast aan het bot op de buitenzijde van de elleboog. Waarschijnlijk is er sprake van een irritatie van het beenvlies op deze plaats van aanhechting.
De pijnklachten treden vooral op wanneer de strekspieren van de pols en hand worden aangespannen. Bijvoorbeeld als we iets met de hand beetpakken of iemand een hand geven. Bij slechts een klein deel van de mensen met deze kwaal ontstaat het door tennissen. Doordat wij de strekspieren bij vrijwel iedere beweging van de hand of pols gebruiken, krijgt deze aanhechtingsplaats bijna nooit de nodige rust om te genezen.
Onderzoek en diagnose
Welke onderzoeken doen we?
Niet altijd is verder onderzoek nodig. Vaak wordt toch een röntgenfoto van de elleboog gemaakt en in een aantal gevallen ook van de nek en/of de schouder om andere oorzaken uit te sluiten. Een enkele keer is een MRI noodzakelijk.
Diverse behandelmogelijkheden
Welke opties heb ik als patiënt?
De behandelingsmogelijkheden voor een tenniselleboog bestaan uit:
- rust, met of zonder hulp van medicijnen, een injectie en/of fysiotherapie
- injecties met eigen (autoloog) bloed, maar deze optie bieden wij in het Orthopedisch Centrum niet aan.
- operatie.
In het geval van een operatie wordt de aanhechting van de spieren op de buitenzijde van de elleboog voor een deel losgemaakt met als doel de irritatie te verminderen.
- rust, met of zonder hulp van medicijnen, een injectie en/of fysiotherapie
De nacontrole
Wat gebeurt er na de operatie?
Na de operatie moet de arm gedurende een week voldoende rust krijgen. Na één week komt men terug op de polikliniek voor controle en na drie tot vier weken moet de arm weer normaal en volledig gestrekt kunnen worden.