Albert Schweitzer
Wie was Albert Schweitzer?
Albert Schweitzer werd op 14 januari 1875 geboren in Kaysersberg in Opper Elzas. Zijn vader was pastoor, zijn moeder predikantsdochter. Hij had een oudere zus, twee jongere zusjes en een jonger broertje. Al op jeugdige leeftijd raakte hij in de ban van de kerk in Gunsbach, waar de familie zes maanden na zijn geboorte naar toe verhuisde. Op vijfjarige leeftijd leerde hij pianospelen. Toen hij negen jaar was, verving hij regelmatig de organist tijdens de kerkdiensten. Deze hobby gaf hem de gelegenheid om op latere leeftijd zijn idealen te kunnen verwezenlijken.
Bestemming Afrika
Aan de universiteit van Straatsburg studeerde hij filosofie en theologie. In 1898 won hij een studiebeurs die hem naar Parijs en Berlijn bracht. Na het lezen van een artikel over de problemen van de zending in Kongo, besloot hij zich in te zetten voor het dienen van de mensheid. Hij begon in 1905 aan de studie geneeskunde en behaalde in 1913 zijn artsendiploma. Nog in datzelfde jaar vertrok hij naar Afrika met zijn vrouw, die verpleegkundige was. Hun bestemming was Lambarene in Gabon. Hier bouwde hij een ziekenhuis van het geld dat hij onder andere had verdiend met zijn orgeluitvoeringen.
Terugkeer naar Lambarene
Zestien maanden na zijn aankomst in Lambarene brak de Eerste Wereldoorlog uit. Albert Schweitzer en zijn vrouw Helene werden geïnterneerd als bondgenoten van de vijand. In 1917 werden ze naar Frankrijk teruggestuurd en in een interneringskamp gevangen gehouden. Pas in 1918 werden zij vrijgelaten. Het duurde nog vijf jaar voordat Albert Schweitzer terugkeerde naar de Lambarene. Het ziekenhuis daar was in de tussentijd vervallen tot een ruïne. Toch bleef hij geloven in zijn ideaal. Hij bouwde even verderop een nieuw en beter ziekenhuis. In 1927 werden de eerste patiënten opgenomen. Het ziekenhuis breidde zich steeds verder uit tot aan Schweitzers dood in 1965.
Hoofd, hart en ziel
Voor zijn werk in Lambarene ontving Albert Schweitzer internationale eerbewijzen, waaronder de Nobelprijs voor de vrede (1952) en de Orde van Verdiensten (1955). Zijn kennissen wisten dat hij geheel leefde volgens de stelregel van Goethe ‘doe goed voor de zuivere liefde van het goede’. Hij deed zijn werk met hoofd, hart en ziel. Hij was voor miljoenen burgers in Europa hét voorbeeld en symbool van praktische naastenliefde en ethische humaniteit.