'Vechten om overeind te blijven'
“Je kunt niet vechten tegen kankercellen, maar je kunt wel vechten om overeind te blijven. Toen ik de eerste chemo had gehad, dacht ik bij mezelf: ik kan nu op de bank gaan liggen, maar dan kom ik er nooit meer vanaf. Dus ik ben gaan sporten en ben zo positief mogelijk gebleven. Dat is mijn belangrijkste tip voor mensen die nog aan het begin staan van hun behandeling: Schouders eronder en praat erover!” Aan het woord is Els Moniz, moeder van drie kinderen, oma van een mooie kleindochter en onderwijzeres van 28 leerlingen op een basisschool. Was non-hodgkinpatiënt. Wás want sinds een jaar is zij ‘officieel schoon verklaard’.
Twee jaar geleden ontdekt ze een bultje in haar lies. De huisarts vertrouwde het niet en stuurde haar door naar de radioloog in het ziekenhuis. “Ik dacht dat ik misschien een liesbreuk had ofzo maar de radioloog wilde toch even overleggen met collega’s. Een paar dagen later kreeg kwam het telefoontje van de huisarts: Diagnose Non-Hodgkin of terwijl lymfeklierkanker.
“Gaat dit wel over mij?”
Daarna ging alles razendsnel en twee en een halve week later zat Els al aan haar eerste chemokuur. Els: “Eerst was er heel veel ongeloof: gaat dit wel over mij? Ik heb de röntgenfoto’s wel tien keer bekeken. Ik dacht: mensen met kanker zijn doodziek, die kunnen niks meer en gaan dood. Dat beeld klopte helemaal niet met mij. Ik voelde me niet ziek, ik had alleen een bult. Klaar!”
In de dagen die volgden sijpelde het besef toch langzaam door. Meteen op de dag van de diagnose vertelden Els en haar man het aan hun drie (volwassen) kinderen. Els: “Toevallig hadden we net een verjaardag. Het was natuurlijk een schok en iedereen had tijd nodig om het te verwerken, maar we zeiden ook tegen elkaar: we gaan het niet zwaarder maken dan het is. We weten nog helemaal niet hoe het gaat lopen, dus laten we er alsjeblieft het beste van maken. En we hebben het op die verjaardag nog best gezellig gehad, samen gelachen en spelletjes gespeeld, nog hartstikke fanatiek ook. “
“Als je maar niet geheimzinnig gaat doen.”
Els vertelde het ook op school aan haar leerlingen: “Kinderen gaan er heel flexibel mee om en kunnen veel hebben. Als je het maar goed uitlegt en niet geheimzinnig gaat doen.” Els tekende op het schoolbord een paar witte rondjes en één rood rondje en legde uit dat het rode rondje (een kankercel) met de witte rondjes (goede cellen) wilde vechten. Al gauw was er een wit rondje dat de strijd verloor en zelf ook rood werd. Daarna wonnen de rode rondjes al snel de ene na de ander knokpartij. Maar gelukkig, zo legde ze uit, maakt de dokter de witte rondjes nu weer sterker.
Els kreeg in totaal twaalf chemo- en immunokuren, met telkens drie weken pauze ertussen. In totaal dus 36 weken. Al die tijd is zij blijven werken. “Ik vond het heel belangrijk om ook met andere dingen dan mijn ziekte bezig te blijven. In het begin droeg ik een pruik op school, maar toen mijn haar een paar millimeter lang was, ben ik al zonder pruik gaan werken. De grootse dondersteen van de school riep toen door de gang: ‘Juf Els heeft zo’n stoer hoofd, nu mag ze mee doen met voetballen!’ Geweldig toch? Zo’n reactie had ik echt niet willen missen.”
“Sporten heeft mij het meeste geholpen.”
Els kan het iedereen aanraden om als het maar even kan af en toe te gaan werken ook al zit je midden in je behandelingen. “Het geeft veel afleiding en dat heeft mij goed gedaan, maar de meeste energie kreeg ik toch van het sporten.” Els ging tijdens de chemokuren elke dag naar de sportschool. “Dat heeft me echt door die periode heen geholpen. Het gaf me zo’n enorme boost. Het lekker in beweging zijn maar ook de positieve reacties van de mensen om mij heen. Het was mijn manier om te vechten. Ik wilde niet toegeven aan de vermoeidheid of andere nare gevoelens. Want zoals ik al zei: als ik – spreekwoordelijk- op dat moment op de bank was gaan liggen dan was ik er misschien niet meer af gekomen. Nu ik ‘genezen’ ben, is dat anders. De chemo waart nog lang door je lijf rond en je hebt tijd nodig om weer helemaal te herstellen. Daar durf ik nu wel aan toe te geven. Als ik nu op de bank ga liggen, weet ik dat ik er even later weer uitgerust vanaf kom.”